Foto´s v.l.n.r.: Olomouc (Moravië), raadhuis, laatgotische kapelerker van de Hieronymuskapel. Rechtsboven; Pelhřimov (Bohemen), Fára huis, oorspronkelijk een gotisch handelshuis, dan barok en in 1913-14 kubistisch verbouwd (arch. Pavel Janák), hoekerker
Een erker (arkel) is een gesloten hoekige of ronde uitbouw aan een gevel of aan de hoek van een gebouw. De erker begint (meestal) niet op de begane grond en gaat dikwijls door over twee of meer verdiepingen. De ruimte in de erker vergroot de achterliggende kamer (de erkerkamer), er zijn ramen, men kan er zitten of op de uitkijk staan. Een erker heeft een dak of erboven is een balkon. Erkers kwamen veel voor in de late middeleeuwen en de renaissance en vanaf de 19de eeuw tot op heden zijn ze een geliefd architekturaal onderdeel.
Foto´s v.l.n.r.: Barcelona (Katalonië), Casa D. Sabadell, 1914; Abensberg (Beieren), Kuchlbauerturm, arch. Friedensreich Hundertwasser, 2000/2010.
Een speciaal type is de Coburger erker, een hoekerker over twee verdiepingen met erboven een helmdak en rustend op een pijler. De kapelerker (in het Duits Chörlein genoemd) is een erker met erin een altaar. Omdat men geloofde dat de kerk een woonruimte boven een altaarruimte verbood, bouwde men aan de buitenzijde van kapellen van burchten, raadhuizen, hospitalen, patriciërshuizen enz. een erker met daarin het altaar. In Midden-Europa treft men talrijke zeer fraaie exemplaren van laatgotische kapelerkers aan.
Foto: Coburger erker in Coburg, Frankenland, Beieren
Erker (D), oriel (E), oriel (F), arkýř (CZ), balcone sporgente (It)
© Piet Schepens (2014-2021)