De Rolling Stones en de Praagse Burcht

In juni 1994 had Patrick Woodroffe (lighting designer en creative director van de live optredens van de Rolling Stones) in opdracht van de erfgoedstichting van prins Charles of Wales, die toen in Praag te gast was, enkele representatieve zalen van de Praagse Burcht een weekend lang van speciale verlichting voorzien. Václav Havel vroeg Woodroffe toen of hij geen aangepaste permanente verlichting kon installeren. Immers de Spaanse Zaal bijvoorbeeld werd gebruikt als koncertzaal en de verlichting daar bestond uit grote vergulde lusters en wandverlichting met vele gloeilampjes en de lichtsterkte kon niet worden geregeld, het was aan of uit.

 Rolling Stones Spaanse zaalFoto: De Spaanse Zaal in de Praagse Burcht. De Rolling Stones hebben hier een steentje bijgedragen.

In 1995 ontwierp en installeerde Woodroffe, die in Praag moest zijn voor de installatie van de lichtshow voor het Rolling Stones koncert op 5 augustus, nieuwe zeer geraffineerde verlichtingsregeling in vier grote zalen w.o. de Spaanse Zaal. De Rolling Stones betaalden het materiaal (afgerond 20.000 Britse pond), de installatie duurde drie weken en Patrick Woodroffe deed dit gratis. “Het was fantastisch werk”, zei hij, “ik had voordien nooit een zaal met 2000 gloeilampen gezien. Tijdens koncerten van de Rolling Stones werk ik met een verlichting bestaande uit zowat 500 lampen.” Op 6 augustus 1995, de dag na hun legendarisch koncert (met 120.000 koncertgangers) in het reusachtige Praagse Strahov Stadion, overhandigden de Stones en Woodroffe in de Spaanse zaal de afstandsbediening voor de verlichting aan president Havel en gaven een demonstratie. (Zie video en foto´s) Op het apparaatje stond (staat) het logo van de Rolling Stones, de uitgestoken rode tong.

Foto´s: De overhandiging van de afstandsbediening op 6 augustus 1995,
links Patrick Woodroffe, de Stones en Václav Havel, rechts Woodroffe

Video: http://euscreen.eu/item.html?id=EUS_C66F845A7F79465997CA23C19C66B52A.
In juli 2015 zei me een Tsjechische, die al vele jaren in Vlaanderen woont, dat ze enkele dagen voordien op de Vlaamse radio een gids had horen beweren dat de nachtverlichting van de Praagse Burcht betaald was door de Rolling Stones. Ze vroeg me of ik dat kon bevestigen, ze had daar nooit over gehoord. Ik ook niet en deze kwakkel (*) heeft me tot onderzoek aangespoord, wat de bovenstaande bevindingen  heeft opgeleverd.
Rolling Stones - Praagse Burcht nachtverlichting

 Foto: De nachtverlichting van de Praagse Burcht is niet betaald door de Rolling Stones!

© Pieter Schepens (2017-2021)

(*) Vlaams voor verzinsel

Huisnummers in Praag

Op de gevels der huizen in Praag treffen we twee geëmailleerde nummerplaatjes aan: een rood en een blauw. Een Tsjechisch adres, ook op identiteitskaarten, bestaat uit de straatnaam, gevolgd door het konskriptienummer, dan een schuin streepje en tenslotte het huisnummer (oriënteringsnummer).

Konskriptienummer (op het rode plaatje)

Ten tijde van keizerin Maria Theresia werden in het Habsburgse Rijk vanaf 1754 volkstellingen georganiseerd. Daar waren administratieve redenen voor w.o. vooral een betere rekrutering van soldaten en efficiëntere inning van belastingen. Om die volkstellingen gemakkelijker te maken werden dan vanaf 1770 de huizen in de Oostenrijkse, Boheemse en Galicische erflanden genummerd. Dat nummer werd Konskriptionsnummer genoemd, in het Tsjechisch číslo popisné (lett. beschrijvingsnummer) of kortweg č.p. of čp. Het is een uniek huisnummer per gemeente of stadswijk. De nummering begon met het raadhuis en dan volgde zonder strenge regels de verdere nummering, soms spiraalgewijs met de wijzers van de klok mee. In dorpen verkreeg de adellijke residentie het nummer 1, dan volgden gemeentehuis, pastorie, rechtbank, herenhoeve enz. Kerken, kapellen en onbewoonde torens kregen geen nummer. Bij de nummering waren veel fouten gemaakt en daarom werden vanaf 1795 (Wenen) en 1805 (Praag) de gebouwen opnieuw genummerd, ditmaal per straat of huizenblok. Later in 19de en 20ste eeuw volgden nog herzieningen van de nummers. Het is zo dat in vele gemeenten de oudere gebouwen de laagste nummers hebben, maar de nummers hebben in historische steden en dorpen niets te maken met de bouwdatum der huizen, van de meeste oude huizen kent men immers het bouwjaar niet.

De konskriptienummers bestaan nu alleen nog in Tsjechië en in Slovakije. Ze zijn wat we nu kadasternummers zouden noemen en per stadswijk (Praag) heeft elk gebouw een uniek nummer. Met andere woorden in de Oude Stad is slechts één gebouw met het nummer 555, maar zowel in de Nieuwe Stad als in Smíchov kan een gebouw ook het nummer 555 hebben. Onder het nummer staat de wijknaam, bijvoorbeeld Vinohrady, en de distriktsindeling, bijv. Praha 2. In Praag zijn de konskriptienummers de witte cijfers op rode achtergrond, in Brno op zwarte achtergrond.

Het internationaal meest bekende konskriptienummer is de merknaam 4711 (zevenenveertig-elf) voor Kölnisch Wasser of Eau de Cologne, de nummering werd in Keulen in 1794 net voor de Franse bezetting ingevoerd.

Foto links: Praag, Oude Stad, Skořepka-straat, konskriptienummers en oriëntatienummers (de Moldau bevindt zich links). Foto rechts: huis in de Praagse Oude Stad met konskriptienummer 572 en huisnummer 11.

Straatnamen

In 1784 werden de vier Praagse steden (Oude Stad, Nieuwe Stad, Kleine Zijde en Burchtstad) verenigd tot één stad Praag. Drie jaar later kregen de straten voor het eerst in de geschiedenis een officiële naam. (Ze hadden voordien volkse officieuze namen.) Men stelde immers vast dat de identifikatie van een huis efficiënter was als men straatnaam en huisnummer kombineerde. De straatnamen werden in zwarte letters op witte achtergrond geschilderd op de hoekhuizen en waren tweetalig Duits en Tsjechisch. (Nog zichtbaar in de Sněmovní, Kleine Zijde, zie foto.) Vanaf 1835 werden metalen straatnaamborden aan de hoekhuizen aangebracht, vanaf 1893 met witte letters op rode achtergrond en blauwwitte kader (nog steeds). Onder de straatnaam staat de naam van het stadsdeel (wijk) gevolgd door het distriktnummer. Eilanden, bruggen en Moldaukaden werden genoemd naar leden van de Habsburgse dynastie, maar vanaf het revolutiejaar 1848 koos het overwegend Tsjechische stadsbestuur voor (patriottische) namen die verwezen naar de Boheemse geschiedenis. De Paardenmarkt werd toen Wenceslasplein, de Veemarkt Karelsplein.

Foto links: Praag, Kleine Zijde, Sněmovní-straat. Die heette vroeger Fünfkirchen Gasse / Pětikostelská ulice. Foto rechts: straatnaambord in de Praagse buitenwijk Horní Počernice, de straat heet “Bij de bijenkorf”.

Na de onafhankelijkheid van Tsjechoslovakije in 1918 volgde een golf van naamsveranderingen. Tijdens de Nazibezetting (1939-45) kregen vele straten een nieuwe naam, in 1945 weer de oude naam, dan in de periode 1948-89 kommunistisch getinte namen en na 1989 de huidige namen. De Smetanovo nábřeží (Smetanakade) in de Oude Stad werd gebouwd en aangelegd in 1841-45 en kreeg de naam Staroměstské nábřeží (Oudestadskade), eind 19de eeuw omgedoopt tot Františkovo nábřeží (naar keizer Frans II). In 1919 werd de naam Masarykovo nábřeží (naar de eerste Tsjechoslovaakse president), dan in 1940 Vltavské nábřeží (Moldau-Ufer), in 1942 Reinhard-Heydrich-Ufer, in 1945 weer Masarykovo nábřeží en in 1952 de huidige naam Smetanovo nábřeží.

Huisnummer, oriënteringsnummer (op het blauwe plaatje)

In 1868 verkreeg elk huis in Praag ook een orientační číslo, een opeenvolgend huisnummer per straat (blauwe bordjes). Dat maakte de postbedeling veel gemakkelijker. Als algemene Europese regel geldt dat in iedere straat de huizen aan de linkerzijde een oneven, aan de rechterzijde een even huisnummer hebben. In Praag is voor de nummering de ligging van de straat ten opzichte van de Moldau bepalend. Op de linkeroever gaat de nummering stijgend van oost naar west, op de rechteroever van west naar oost. In straten parallel aan de Moldau verloopt de nummering in de stroomrichting van de Moldau m.a.w. van zuid naar noord. Op pleinen begint de nummering met het huis het dichtst bij de rivier.

© Pieter Schepens (2017-2021)

Sgraffiti in Litomyšl

De Boheemse hoge edelman Vratislav von Pernstein bijgenaamd de Schitterende (1530-1582) huwde in 1555 met de vurige Spaanse edelvrouwe Maria Maximiliana Manrique de Lara y Mendoza, die uit het familiebezit een wonder wassen beeldje had meegebracht, dat beroemdheid zou verwerven als het Jezuskindje van Praag. Hare Excelentísima Señora bracht eenentwintig kinderen ter wereld.

Pernstein trad in dienst van de keizers Ferdinand I (†1564), Maximiliaan II (†1576) en Rudolf II (†1612). In 1567, het jaar waarin de Spaanse koning Filips II de bloedzuchtige hertog Alva naar de Nederlanden stuurde die er een militaire diktatuur vestigde, werd Pernstein opperkanselier van het koninkrijk Bohemen en in datzelfde jaar verwierf hij Litomyšl waar hij op de plaats van een vervallen burcht een renaissance slot liet bouwen (1568-1581).

 LitomyslFoto 1. Mastodontus litomyslensis, een indrukwekkend renaissance slot in Oost-Bohemen. De gevels werden vanaf 1580 gedekoreerd met sgraffiti. (Foto: Czech Tourism)

Sgraffito

Sgraffito (van het Italiaanse sgraffiare wat wegschrapen of inkrassen betekent), in het Duits ook Kratzputz genoemd, is een geveldekoratietechniek, die vooral werd toegepast ten tijde van de 16de eeuwse renaissance in Noord-Italië en Midden-Europa. Edellieden, patriciërs, rijke kooplieden en rijke ambachtslieden lieten de pronkgevels van kastelen, paleizen, huizen en stadhuizen met sgraffiti dekoreren.

Op de gevel wordt een ruwe laag mortel aangebracht, dan een pleisterlaag (gewoonlijk kalkmortel) waarin een kleurmiddel is gemengd. Zo verkrijgt men een zwarte, bruine of rode onderlaag, enkele mm dik, met een vrij ruw oppervlak omwille van de grotere hechting van de nog aan te brengen bovenlaag. Deze heeft een bleke kleur en terwijl die nog nat is wordt erop een karton met een tekening op ware grootte (schaal 1/1) gespannen. Met een speciale naald wordt de tekening geperforeerd door karton en natte kalklaag heen. Is de tekening doorprikt wordt die weggenomen. Dan zal de kunstenaar volgens de tekening delen van de natte bovenlaag wegschrapen en daar komt de donkere onderlaag in lijnen of vlakken te voorschijn. Dat moet allemaal vrij snel gebeuren, de bovenlaag mag niet opdrogen. Daarom wordt systhematisch een kleine oppervlakte van enkele vierkante meter behandeld. Sgraffitodekoratie is zeer goed weerbestendig. Het effekt is als dat van grisaille of chiaroscuro in de schilderkunst.

De dekoratie kan bestaan uit eenvoudige geometrische patronen, meestal nabootsing van muurwerk, steenblokimitatie. Daarnaast zijn er ook florale dekoratie en figurale motieven ontleend aan Griekse of Romeinse mythologie, de bijbel of geschiedenis. Talrijk zijn ook allegorische voorstellingen, wapenschilden, huisnaamsymbolen, spreuken, opschriften, jaartallen enz.

Foto 2. Nabootsing van muurwerk m.n. van opus rusticum, ruw gehouwen kwaders (bossagewerk). Over het algemeen envelopjes genoemd. Er zijn twee soorten: de diamantkwaders (links) en de rustika, die heeft randslag en middenvlak (midden), dat kan gedekoreerd zijn (rechts). In Litomyšl gaat het om rustika-envelopjes met gedekoreerd middenvlak (rechts).

Renovatie 1974-1987

In Litomyšl werd in de 18de eeuw de sgraffitomantel door een gekleurde stuklaag bedekt. Sedert midden 19de eeuw zou het kasteel langzaamaan in verval zijn geraakt. In de eerste helft van de 20ste eeuw zijn de sgraffiti op slechte wijze gerenoveerd. Toen men in 1974 van start ging met een nieuwe renovatie was ongeveer tweederde van de sgraffitodekoratie voorgoed verdwenen. Tot 1987, dus dertien jaar lang, werden de sgraffiti tijdens het jaarlijkse bouwseizoen gerestaureerd door vier bekende kunstenaars, de schilders Václav Boštík (1913-2005) en Stanislav Podhrázský (1920-99) en de beeldhouwers Zdeněk Palcr (1927-96) en Olbram Zoubek (1926-2017), die de leiding had. Omwille van hun politieke opvattingen (hun misprijzen voor de kommunistische diktatuur) kregen ze geen opdrachten meer en mochten ze hun werk niet vrij tentoonstellen. Ze werden door de overheid aan het werk gezet in een afgelegen provinciestadje, Litomyšl, waar ze dertien jaar lang de sgrafitti restaureerden tijdens het bouwseizoen, in de winter maakten ze eigen werk thuis in het atelier. Het waren jaren van relatieve zorgeloosheid, ze leefden in een diktatuur een benijdenswaardige surreële werkelijkheid met veel kat-en-muis-spelletjes en humor. Hun restauratiewerk is zeer goed gedokumenteerd, de hoeveelheden bier en schnaps zijn legendarisch.

Foto 3. Links de kunstenaars met in het midden Olbram Zoubek. Rechtsboven een van de gevels voor de restauratie. Rechtsonder: het was zeer dorstig werk.

Waar geen sgraffiti meer waren hebben ze nieuwe thema´s verzonnen, bij voorkeur naar 16de eeuwse voorbeelden, waardoor een wereldwijd unieke gevel ontstond met bijna 8000 rustika-envelopjes met motieven als bijvoorbeeld paarden, varkentjes, hoenen, pauwen, zeepaardjes, zeemeerminnetjes, karpers, snoeken, trompetblazers met bolle wangen, personen met laurierkransen in hand of haar, naakte vrouwen (“jonge vrouwen met realistische details”, E.E. Kisch), vrouwenborsten, blote billetjes, mensenhoofden, putti, engeltjes, monsters, zonnetjes, bloemen, bladmotieven, planten, korenaren, paddestoelen, vele appels en peren enz enz.

Foto 4. Nieuwe motieven uit de jaren 1974-1987.

Foto 5. Ook de lunetten van de overstekende daklijst (foto links) en de bekroning van de schoornstenen (foto rechts) verkregen een nieuwe sgraffitodekoratie.

© Pieter Schepens (2017-2018)